Alle personen in deze categorie zijn geboren op het grondgebied van de tegenwoordige gemeente Venlo of waren daar woonachtig en hebben dienst gedaan in het Duitse leger. Zij zijn ingezet aan het Oostfront, de Baltische Staten en de Balkanstaten daaronder begrepen. Zij zijn bij of aan de gevolgen van gevechtshandelingen gesneuveld, vermist geraakt of na de bevrijding omgekomen in Russische krijgsgevangenschap.
Zij vallen in twee groepen uiteen. De eerste groep wordt gevormd door Venlonaren die de Duitse nationaliteit bezaten (Rijksduitsers). De NSDAP heeft al in de jaren ’20 een aantal buiten Duitsland wonende leden gekregen. Ze worden samengebracht in een organisatie die de naam krijgt Auslands Organisation der NSDAP, kortweg AO genaamd. Later wordt de naam veranderd in Reichsdeutsche Gemeinschaft (RDG). Het doel is alle buiten Duitsland levende Duitsers in nationaal-socialistische geest te beïnvloeden. Hier te lande wonen in mei ’40 ruim twee-en-vijftigduizend Duitsers; van hen zijn slechts drieduizend Parteigenosse. De Rijksduitsers zijn na de bezetting van ons land voor hun nummer opgeroepen in Duitse militaire dienst (gemobiliseerd) of soms vrijwillig tot de krijgsmacht toegetreden.
De tweede groep bestaat uit Venlonaren die de Nederlandse nationaliteit bezitten en die op vrijwillige basis hebben dienstgenomen bij het Vrijwilligerslegioen Nederland van het Zwart Front, of in (onderdelen van) het Duitse leger, zoals de SS-Standarte Westland en het Nazionalsozialistisches Kraftfahrerkorps (NSKK). Deze Oostfrontstrijders kunnen op weinig tot geen sympathie van het thuisfront rekenen. Ze worden beschouwd als landverraders en komen geïsoleerd te staan in de samenleving. Deze mensen zijn – althans voor hun gevoel – ingegaan op de propaganda van Duitse zijde om een actief aandeel te leveren in de strijd tegen het Bolsjewisme. De propaganda voor die strijd sluit aan bij een ook onder Nederlanders breed levende opvatting dat het Bolsjewisme – ook het goddeloze communisme genoemd – de grootst denkbare bedreiging voor de menselijke waarden en waardigheid vormt. De suggestie dat men zich daartegen behoort te verzetten wordt van Rooms-Katholieke zijde decennialang onder de Nederlandse bevolking uitgedragen. Daarnaast mag als vaststaand worden beschouwd, dat sommige Nederlanders zodanig in maatschappelijke en economische problemen zijn geraakt, dat zij de Duitse militaire dienst aangrijpen om een bestaan te heroveren en hun positie te herstellen of te verbeteren. Het gebruik van de uitdrukking “strijd tegen het bolsjewisme” in deze site is niet bedoeld om iets te verdoezelen of iets te vergoeilijken, maar om aansluiting te behouden bij een historisch motief dat vóór, in en ná de oorlog een grote rol speelt.
Vanuit juridisch gezichtspunt hebben de mensen met de Nederlandse nationaliteit een verkeerde keuze gemaakt. Volgens het Nederlandse recht hebben zij dienst genomen bij de vijand. Zij hebben daardoor hun Nederlanderschap verloren. In formele zin geldt dit niet voor de Rijksduitsers. Zij zijn voor hun vaderland gesneuveld. Dat neemt niet weg dat in de belevingswereld van medeburgers die op indringende wijze met de verschrikkingen van de Tweede Wereldoorlog, inzonderheid die van de Nazi-terreur en de genocide, in aanraking zijn gekomen, alle mensen die in de Duitse krijgsmacht actief aan de oorlogsmachine hebben deelgenomen, fout waren en fout blijven. In dat licht is het verklaarbaar dat in deze categorie namen voorkomen van Venlonaren, die aanvankelijk in het Venlose gedenkboek van oorlogsslachtoffers hebben gestaan, maar die daar onder maatschappelijke en politieke druk uit verwijderd zijn. Omdat deze historische site niet berust op indelingen van goed en fout en dader of slachtoffer, maar bedoeld is om een beeld te geven van de prijs die “Venlo” en “Venlose mensen” op alle manieren en waar ook ter wereld aan de Tweede Wereldoorlog hebben betaald, zijn die personen in deze categorie van ‘Gesneuveld aan het Oostfront in de strijd tegen het Bolsjewisme’ opgenomen.
Bronnen: Documentaire Nederland en de Tweede Wereldoorlog, afl. 19: Vrijwilligers in Duitse dienst p. 437-460; R. Kok en E. Somers, Het grote 40-45 boek (Zwolle 2011) 111-139; A.H. Paape, Donkere jaren. Episoden uit de geschiedenis van Limburg 1933 – 1945 (Assen 1969) 7-12; W. Kurstjens, Tegelen in de Tweede Wereldoorlog (Venlo 2005) 15-16; De Katholieke Encyclopaedie, deel 5 (Amsterdam 1934) kol. 622-623; L. de Jong, Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog 2: Neutraal (Den Haag 1969) 159 en 324; deel 4: Mei ’40 – Maart 1941 (Den Haag 1972) 97-98; deel 5: Maart ’41 – Juli ’42 (Den Haag 1974) 102, 105-108, 114-115. |